Hond

Een kleuter in het park begon ermee.
Waarschijnlijk omdat ze bang was voor mijn hond. Ze riep ineens terwijl ze op de Teletubbie heuvel met de pomp stond: ‘Ik haat die hond!’
Mijn hond liep vriendelijk naar de pomp op zoek naar een slokje water.
Nu riep een andere kleutert ook woest :’Ik haat die hond.!!’ Ineens gilden ze het als een mantra met het hele clubje.
En dan vooral lang blijven hangen op het woord, ik hááááát die hond.
Ik vond het de samenklonterende werking van de maatschappij in minivorm.
’Dat zeggen jullie alleen maar omdat mijn hond zwart is.’ zei ik.
De minions keken verbijsterd en pompten inmiddels van schrik flink op hun schoentjes maar hielden nu tenminste hun mond. Zelfs de begeleiders keken eindelijk op van hun mobieltje. Mijn hond maakte het allemaal niks uit, die had alweer een leuk teefje ontmoet.

 

Gedicht voor de Vrede

Toen de oorlog in de Oekraïne begon wilde ik zo graag dat het stopte, zoals bij alle oorlogen. Bij mijn ouders heb ik de sporen van de oorlog gezien, daarom schreef ik de volgende tekst aan het begin van de lente.

 

Vrede graag

ik wil een baltsende fuut zijn
een Alice in Wonderland konijn zijn
de gehakkelde aurelia
een lied van Leonard Cohen zijn
halleluja’s zingen en
kruipen uit de angstsleur
de geur van de jasmijn zijn
en vliegen
in de neus
van de dictator
hij zal luisteren
de barstende tsaar
laat mij het fluisteren zijn
leg de wapens neer
de mensen gaan voor
laat de lente uw brein
doen smelten
weg het vermenigvuldigen van pijn
laat de tederheid van
een wapperend gordijn
de kamer in stromen
geuren van bloemen,
zachtgroene bomen
achter ondenkbare dromen aan
de heerszucht
laten
gaan
verdwijn
laat mij de afslag in het brein zijn
van de dictator
zeuren in zijn oor
zoemen en suizen
hear hear
hoor
dringt het door?
de vrede gaat voor.
ik wil de vrede zijn
de duif
wit
in het raamkozijn
die sierlijk roept
tot hier
dan met een zwier
op het hoekige hoofd rust
de hartenpijn kust
tot het smelt
het harnas wordt afgedaan
de ziel stamelt
ontdaan
verwonderd, verward
tot het moed verzamelt
om dat andere pad te worden, zijn
laat ons de vrede zijn
Kiki lente 22

Wenkbrauwen

De laatste tijd moet ik veel aan mijn oma’s wenkbrauwen denken.
Ik had de herinnering daaraan achteloos opgeslagen in een hoek van bijkomstige zaken.
Ze had op oudere leeftijd haar wenkbrauwen bijgetekend met een potlood of iets, en later toen ze heel oud was werd dat slordiger en gaf het iets hulpeloos.
Nu komt het door mijn eigen lichte verval dat ik aan mijn oma denk, want ik heb echt wel gezien dat mijn wenkbrauwen langzaam aan het vervagen zijn. Ik mag zeker niet klagen, want mijn hele leven heb ik niks aan die dingen hoeven doen omdat ze van nature aan alle eisen voldeden.
Dus bij de aankoop van een lippenstift, vroeg ik aan het winkelmeisje met de Instagram wenkbrauwen volgens de laatste mode (voor mij als voormalig bosmeisje nog steeds een bezienswaardigheid) of zij tips had voor wenkbrauwen die verdwijnen gelijk de ijsschotsen op Antarctica.
Er kwam een geweldig klein fijn potloodje en zij zei dat het heel makkelijk was. Inderdaad leek het op de gras tekentechniek die ik ooit leerde en waar ik zo trots op was dat ik elke tekening van gras voorzag.
Later heb ik door dat gras zelfs nog tekenen in mijn pakket genomen omdat ze ook zeiden dat je het niet echt heel goed hoefde te kunnen.
Ik bleek zwaar onder niet echt goed en dus liet ik het vallen.
Enfin, ik ga (blij)moedig voorwaarts de herfstige jaren in en hoop, dat wanneer ik als tachtiger door de straten ga met clowneske wenkbrauwen waardoor ik een oude maffe kraai lijk, dat er dan vriendelijk naar me geglimlacht wordt.
Sowieso hoop ik dat. Ik zit me niet voor niks uit te sloven op die grassprieten.
Maar de kans is ook groot dat ik make-up loos voor altijd in een boshut ga wonen en mijn vriendenkring bestaat uit vogels en bomen en ik iedere morgen naakt met vage wenkbrauwen door de bladeren rol.

Klaagzingen

november 21
Klaagzingen
Ooit was de zomer afgelopen en toen heb ik met een vriendin, die ook moeder is, vreselijk uitbundig zitten klagen dat we nu wéééeér zo vaak, zo ontzettend vaak moesten gaan koken.
Onze mannen koken ook heusch wel, maar wij vaker.
We vonden elkaar helemaal in de ellende en gingen tekeer over dat stomme idiote belachelijke koken, jaar in jaar uit….jaaa grrrr…en die sleur ..die..die.. die brocolli geur, dat gehannes, dat gebak, dat gespetter, dat gehak, dat gesupermarkt vooraf, dat geklier rond de schemer, die receptjes, dat gekledder, dat plannen dat prakken dat dat dat bleeeeeh…elke dag en steeds maar weer en dan hop schrok op!
Zucht!
We knapten er enorm van op en ik heb nog dagen zitten nagrinniken onder het koken.
Je hebt zeuren denk ik, en klagen.
Zeuren is meer scheiterig terugkerend gepruttel en klagen gaat dan groots en vol overgave.
Het frustrende van deze tijd kan zijn dat je bedrukt en gelaten wordt en dat de frustratie naar binnen slaat en gaat gisten.
En dus ben ik vanmorgen niet begonnen met mediteren of sporten maar met een grootse en meeslepende klaagzang waarin oa voorkwam: dat het stom is dat mijn fijne tour waarbij ik dagvoorzitter ben is verschoven, teveel mensen op media hatelijk doen met elkaar, bij iedere talkshow weer dat eeuwige plaatje met die spuit op de achtergrond verschijnt en en……en meer van zulks, maar daarna heb ik dus een formidabele dag gehad!
Het helpt om het klagen te doorspekken met mamamia, stronza, orrible..dus: Italiaanse woorden. Ook erbarmelijk rollen over de grond kan het leed verzachten.
Ik klaag me er wel doorheen, het helpt me enorm tegen herfstwinden en winterdipjes.
Mensch durf te klagen! Maar niet tegen mij haha!
Geraadpleegde Liedteratuur bij dit onderwerp:
Ik heb een heel zwaar leven (B Kaandorp)
Het leven is kut (J van Merwijk)
De klaagzangen (Jeremia)

Pleinpraatjes

1 februari 2022
Het was een onduidelijk gevalletje .
De twee meisjes in de speeltuin hadden waarschijnlijk sowieso geen zin in Samantha.
Dus riepen ze vanuit de zandbak: ‘Nee Samant, nee. Je kan niet meedoen want me moeder heb krona, nou ja denken we,…dat ze krona heb want we horen het morgen of misschien straks.’
Samantha bleef aarzelend staan met haar gezicht iets omhoog, zoals mijn hond die soms in de lucht zoekt en ruikt naar een spoor.
Samantha was op zoek naar de waarheid, of de absurditeit van het onzichtbare virus.
Misschien was de waarheid tweeledig, de meisjes hadden geen zin en er was krona.
Ach de kinderen….iedereen had nu krona, in de buurt, en op school,
Het woord Omikron onthielden ze niet of ze spraken het uit als popcorn.
Net zoals de buurjongen vertelde dat zijn oma gemacrameed was in plaats van gecremeerd.
Samantha droop af.
Nu zagen de meisjes mijn hond. ‘Die mag hier niet komen’ zeiden ze gewichtig. ‘Hij komt hier een keer per jaar’ zei ik, ‘echt ik hoop dat jullie dat ok vinden.’
Ze voelden enthousiast de macht in zich opborrelen en zeiden op volwassen toon : ‘Nou vooruit dan.’
‘Zullen we grapjes maken over krona?’ stelde ik voor.
Die snapten ze niet.
‘Nou, zei ik…heb je die olifant laatst gezien in Artis met dat mondkapje?’
Daar moest zijn slurf doorheen.
Er verschenen bleke lachjes om hun mond.
Zo bedachten we verder samen alle dieren die nooit een mondkapje op deden. De neushoorn, de slang, het pantoffeldiertje, de vlinder.
Het ging nergens meer over en we lachten om niks en niets tot de donkerte kwam.