1 februari 2022
Het was een onduidelijk gevalletje .
De twee meisjes in de speeltuin hadden waarschijnlijk sowieso geen zin in Samantha.
Dus riepen ze vanuit de zandbak: ‘Nee Samant, nee. Je kan niet meedoen want me moeder heb krona, nou ja denken we,…dat ze krona heb want we horen het morgen of misschien straks.’
Samantha bleef aarzelend staan met haar gezicht iets omhoog, zoals mijn hond die soms in de lucht zoekt en ruikt naar een spoor.
Samantha was op zoek naar de waarheid, of de absurditeit van het onzichtbare virus.
Misschien was de waarheid tweeledig, de meisjes hadden geen zin en er was krona.
Ach de kinderen….iedereen had nu krona, in de buurt, en op school,
Het woord Omikron onthielden ze niet of ze spraken het uit als popcorn.
Net zoals de buurjongen vertelde dat zijn oma gemacrameed was in plaats van gecremeerd.
Samantha droop af.
Nu zagen de meisjes mijn hond. ‘Die mag hier niet komen’ zeiden ze gewichtig. ‘Hij komt hier een keer per jaar’ zei ik, ‘echt ik hoop dat jullie dat ok vinden.’
Ze voelden enthousiast de macht in zich opborrelen en zeiden op volwassen toon : ‘Nou vooruit dan.’
‘Zullen we grapjes maken over krona?’ stelde ik voor.
Die snapten ze niet.
‘Nou, zei ik…heb je die olifant laatst gezien in Artis met dat mondkapje?’
Daar moest zijn slurf doorheen.
Er verschenen bleke lachjes om hun mond.
Zo bedachten we verder samen alle dieren die nooit een mondkapje op deden. De neushoorn, de slang, het pantoffeldiertje, de vlinder.
Het ging nergens meer over en we lachten om niks en niets tot de donkerte kwam.